Kijken naar afbeeldingen, luisteren naar opmerkingen en meningen

Oefening

Doelstellingen

  • Herkenning en bewustwording van vooroordelen en impliciete/onbewuste verwachtingen in de inrichting van de school, in de spelmaterialen en in de communicatie met collega’s en ouders.
  • De eigen omgeving, materialen en gesprekken bekijken vanuit multiperspectiviteit.
  • Ontdekking en bewustwording van vooroordelen en impliciete/onbewuste verwachtingen in de eigen omgeving. 
  • Ter discussie stellen van ‘wat vind ik normaal?’.

Timing



Lang (één of meerdere lesuren)

Richtlijnen

Met wie?

  • Observatieopdracht (in het kader van een stage): met medestudent(e) of alleen.
  • Nabespreking: deze opdracht kan klassikaal besproken worden of tijdens een intervisie in verschillende groepen.

Voorbereiding

De student dient zelf de observatiemomenten in te plannen.

De student dient volgende zaken te voorzien:

  • Papier en schrijfmateriaal
  • Fototoestel of videocamera
  • 3 blanco papiertjes
  • 3 enveloppen waarop per enveloppe genoteerd staat: vuilniszak, schatkist, reiskoffer

Opdracht

Observatiemogelijkheden

  1. Bekijk de wanden/muren van de school: welke posters of afbeeldingen zie je? Zijn er prenten die duiden op vooroordelen of stereotypen? Hoe worden mensen uit etnische minderheidsgroepen afgebeeld? Zijn de meisjes vooral verzorgend bezig? Hoe worden mensen uit niet-Nederlandse culturen vooral afgebeeld?
  2. Kijk eens naar de boeken en het spelmateriaal in de school. Ontdek je vooroordelen? Zijn er poppen in allerlei soorten maten en kleuren? Zijn er boeken met bijvoorbeeld een gekleurd kind in de hoofdrol?
  3. Kijk eens naar het spel van kinderen. Zie je verschillen tussen jongens en meisjes? Groepjes in de klas? Zie je verschil in de manier waarop kinderen de ruimte gebruiken?
  4. Luister eens naar de gesprekjes tussen kinderen onderling. Mag een kind niet met anderen meedoen omdat het een meisje is, omdat het geen Nederlands kan praten, omdat…?
  5. Luister eens naar de gesprekken tussen leerkrachten, ouders , tussen ouders onderling en tussen ouders en leerkrachten. Wat hoor je Nederlandstalige ouders bijvoorbeeld zeggen over anderstalige ouders en kinderen, of omgekeerd? Welke mening hebben niet-werkende moeders over werkende moeders en omgekeerd? 
  6. Welke ontdekkingen kan je bij jezelf onderscheiden? Hoe ga je je eigen klasprakijk veranderen op basis van de bevindingen uit de observaties?
  • De methodiek 'Vuilniszak, reiskoffer en schatkist' kan bij deze stap gebruikt worden. Het eerste papiertje is iets wat tegen gevallen is en je zo snel mogelijk wil vergeten. Dit belandt in de vuilniszak. Een tweede is iets wat je bijgeleerd hebt en wat je de rest van je leven zal meedragen. Dit gaat in de reiskoffer. Een derde is iets wat je altijd zal koesteren. Dit gaat achter slot en grendel in de schatkist.

Gebaseerd op: Van Keulen, A. ( 2003 ). Ik ben ik en jij bent jij – Methodiek en praktijkboek voor de kinderopvang over opvoeden zonder vooroordelen. Utrecht: NIZW uitgeverij.

Nabespreking

Ontdekkingen van een uitgevoerde observatie

Er werden vooral opvallende ontdekkingen gedaan over inrichting en spelmateriaal. Waar poppen met diverse huidskleuren worden aangetroffen, zijn er bijvoorbeeld geen dikke poppen of jongenspoppen. In een aantal gevallen hingen er stereotype afbeeldingen in de ruimte: foto’s of posters met exotische afbeeldingen of waren er alleen ‘witte’ gezichten te zien aan de muur.

De meeste ontdekkingen werden gedaan op het gebied van de communicatie. Het gaat om allerlei soorten vooroordelen, zoals op het gebied van sekse, klasse en etniciteit. Er worden behoorlijk wat opmerkingen – bij andere ouders of binnen het eigen team – gehoord over werkende moeders. ‘Ze rennen snel weer weg en hebben onvoldoende tijd om hun kind te laten wennen’. Ook negatieve opmerkingen over het dragen van tweedehands kleding of kleding gekocht in de uitverkoop kwamen nogal eens voor.

Bron: Van Keulen, A. ( 2003 ). Ik ben ik en jij bent jij – Methodiek en praktijkboek voor de kinderopvang over opvoeden zonder vooroordelen. Utrecht: NIZW uitgeverij. 

Nabespreking in de klas

De methodiek ‘Dilemma’s’ kan hiervoor gebruikt worden: 

  • Stap 1: Alvorens de nabespreking in groep start, formuleert iedereen 2 dilemma’s die uit de observaties gehaald kunnen worden.
  • Stap 2: De deelnemers verdelen zich in groepen van 5 personen.
  • Stap 3: Iedereen heeft zijn/haar 3 enveloppen mee. Deze worden voorgelegd, zoals ook de 2 dilemma’s door de persoon die aan de beurt is.
  • Stap 4: Nadien kan iedereen hierop reageren, de situatie verder uitdiepen door vragen te stellen,…
  • Stap 5: Het is de bedoeling om de 3 enveloppen uit te wisselen onder elkaar. Ook moet er een mogelijke oplossing bedacht worden voor de dilemma’s. De persoon die aan de beurt is, probeert het gesprek neer te pennen in kernwoorden (in een soort van brainstorm, mind-map,…). 

Nabespreking tijdens een intervisie

Een geschikte methodiek is hier Avontuur van de held (Uit: Bellersen, M. & Kohlmann, I. ( 2013 ). Praktijkboek Intervisie – Proces en methoden. Kluwer, Deventer. Blz 141-149.) Er kan aan de slag gegaan worden met 5 tot 8 deelnemers. De intervisie zal ongeveer 2 uur duren.

Korte omschrijving van de methode:

In het avontuur wordt er op zoek gegaan naar nieuwe antwoorden: nieuwe inzichten, nieuwe waarden, een andere kijk op de huidige situatie of een wijze les. Zo gaat de held ook daadwerkelijk de verantwoordelijkheid opnemen en dit nieuwe inzicht toepassen.

Tijdens deze intervisie gaat men aan de slag met de enveloppe ‘Vuilniszak’ die de studenten tijdens de stageopdracht heeft gevuld.

Doelen:

  • Het vergroten van het inzicht in je eigen gedrag en overwegingen in situaties waarin een oproep wordt gedaan om bestaande werkwijzen, omgangsvormen of waarden en normen te veranderen.
  • Het verkrijgen van inzicht in keuzes die je maakt, wanneer je een bijdrage levert aan een verandertraject.
  • Het op een andere manier verzamelen van informatie over de manier waarop jij vanuit jouw opdracht en kwaliteiten een bijdrage kunt leveren aan structurele veranderingen van je team.

Stappen:

  1. Voorbereiding (zie opdracht) 
    De voorbereiding gebeurt tijdens de stageopdracht. De student voert de verschillende observaties uit en sluit af met het invullen van de 3 enveloppes.
    Om de intervisie voor te bereiden, stelt de student een casus (één A4’tje)  op waarin de enveloppe ‘Vuilniszak’ uitgelegd en geschetst wordt. Er wordt afgesloten met een concrete actie (= het avontuur) die een antwoord biedt op volgende vraag: “Hoe kan/wil ik dit aanpakken of veranderen op mijn (stage)school?”.

  2. Beschrijving van de casus
    De casusinbrenger vertelt kort zijn casus. De andere deelnemers luisteren aandachtig en kunnen vragen ter toelichting stellen.

  3. Voorbereiding voor de reis
    De casusinbrenger gaat rustig zitten en sluit de ogen. De overige deelnemers sluiten ook de ogen en kijken wat zij bij zichzelf tegenkomen over het onderwerp dat wordt ingebracht.

  4. Het avontuur doorlopen met behulp van de geleide fantasie (10-15 minuten)
    De geleide fantasie kan ondersteund worden door onderstaande fasen te doorlopen en de bijhorende vragen te stellen:
    - Stap 1. De oproep: ga je het avontuur aan of niet?
    - Stap 2. De helpers: zijn er externe of interne helpers die je tegenkomt?
    - Stap 3. De drempel over: wat zie je, voel je als je de drempel oversteekt en het avontuur aangaat?
    - Stap 4. De beproevingen: welke beproevingen kom je tegen?
    - Stap 5. Het elixer: wat is jouw elixer? ( = jouw concrete actie die hieraan gekoppeld is )
    - Stap 6. De realiteit: het elixer wordt toegepast in de realiteit. Hoe is dat? Wat voel je daarbij?

    De bedoeling is dat de casusbrenger luidop verwoordt wat zijn/haar antwoorden, bedenkingen, emoties, gedachten,…  zijn op bovenstaande stappen. 

  5. De reis afronden
    De casusinbrenger rondt voor zichzelf de geleide fantasie af, noteert en ordent de belangrijkste ervaringen en verkregen informatie. De andere deelnemers kunnen notities maken van hun observatie tijdens het maken van de reis. Dit kunnen zij in stap 7 inbrengen.
  6. Inzichten casusbrenger
    ‘Welke inzichten heb je verkregen en wat ga  je ermee doen?’. De casusinbrenger beantwoordt deze vraag.

  7. Inzichten deelnemers
    Alle deelnemers verwoorden wat zij geleerd hebben van deze casus en wat ze zelf kunnen doortrekken naar de praktijk.

  8. Reflectie op intervisie
    - gericht op de resultaten van de behandeling van de casus
    - gericht op de casus als leersituatie en het succes van de toegepaste methode
    - gericht op de ervaring van de deelnemers

Alternatieven en transfer

Alternatieve toepassing

Deze oefening biedt veel mogelijkheden: dit kan een individuele stageopdracht zijn. De student kan hier nadien zelfstandig mee aan de slag in het kader van bv. zelfrefelctie. Na de stageperiode kan deze opdracht klassikaal besproken worden (of in aparte groepen van 5 personen). Tevens kan deze opdracht aanleiding geven tot een intervisie.

Alternatieve werkvormen

De werkvorm ‘Zoemen’ biedt een alternatief om met de stageopdracht aan de slag te gaan in de klas. Per 2 worden gedachten en enveloppen uitgewisseld). De bedoeling is om klassikaal over je zoempartner te kunnen vertellen. Er moet dus goed geluisterd, doorgevraagd en gezoemd worden! 

Transfer

Deze oefening stelt ‘Wat vind ik normaal’ in vraag. Dit is een belangrijke vertaalslag voor de studenten. Zij komen in een stageschool en –klas terecht waar zij de (klas)werking overnemen en de materialen ter beschikking hebben. Via deze stageopdracht stellen zij de omgeving, materialen, teamleden in vraag en bekijken ze het vanuit multiperspectiviteit.

Handelen vanuit de 6 didactische voorwaarden voor leren IN diversiteit en de 6 sleutelcompetenties voor leren VOOR diversiteit en  deze ook kenbaar maken in de omgeving, naar de buitenwereld toe. 

Creative Commons License